Wettelijk is voorgeschreven dat zieke of gewonde dieren onmiddellijk verzorgd, en zo nodig afgezonderd moeten worden in een passend onderkomen met droog strooisel. Wanneer het dier niet beter wordt, dient er een dierenarts te worden ingeschakeld. In de praktijk blijven zieke en gewonde dieren vaak onopgemerkt, of ze worden niet behandeld om dierenartskosten te besparen en er gehoopt wordt op spontaan herstel.
Van alle varkens maakt 10-20% een ziekte door die duidelijk zichtbaar is. Hiervan is één op de tien dusdanig ziek dat het dier eigenlijk naar een ziekenboeg moet om in alle rust te kunnen herstellen. Vaak gebeurt dit niet omdat de boer het niet praktisch vindt of geen zieke dieren wil verslepen. Deze (ernstig) zieke dieren blijven dus in de groep en worden het slachtoffer van bijterijen, agressie en kannibalisme. Op jaarbasis gaat het om zo’n 250.000 tot 500.000 varkens. Het leed van deze varkens wordt enorm onderschat. De varkens kunnen namelijk niet vluchten of zich verbergen, worden belaagd door verveelde soortgenoten en leven voortdurend in angst.
In een enkel geval zal het dier wel naar de ziekenboeg worden gebracht in de hoop dat het uit zichzelf beter wordt of sterft. Of er wordt gewacht tot de dierenarts zijn vaste ronde maakt en hij alle ernstig zieke varkens in één keer kan euthanaseren. Maar aangezien de meeste varkenshouderijen maar één keer in de twee tot vier weken een dierenarts op bezoek krijgen, moeten zieke varkens soms weken wachten tot ze uit hun lijden worden verlost.