Gebrek aan kennis bij de varkenshouder

Misstand

De dagelijkse werkzaamheden in de varkenshouderij worden steeds vaker volautomatisch uitgevoerd, wat ertoe kan leiden dat een varkenshouder nog maar nauwelijks bij zijn dieren komt en vervreemd raakt van hun behoeften. Veel varkenshouders denken dat zij de basisbehoeften van een varken goed voor elkaar te hebben, maar dit wordt door deskundigen sterk betwijfeld. Zo signaleren en herkennen varkenshouders het gedrag van hun dieren regelmatig onvoldoende.

Zo wordt stereotiep gedrag, zoals 'looskauwen' (het kauwen zonder dat de zeug voer in haar bek heeft), door de varkenshouder vaak nauwelijks opgemerkt. Ook denken veel varkenshouders dat het varken, of zelfs zijn DNA, is aangepast aan de omstandigheden in de vee-industrie. Dit terwijl het gedrag en de behoefte van een varken nog grotendeels overeenkomt met dat van een wild zwijn. Zo heeft een zeug in de vee-industrie nog steeds een sterke behoefte om een nest te maken en hebben vleesvarken een sterke drang om te wroeten en op onderzoek uit te gaan, zelfs als ze onbeperkt voer krijgen. Wanneer zeugen uit de vee-industrie worden uitgezet in de natuur vertonen ze in korte tijd alweer natuurlijke gedragingen zoals wroeten, het bouwen van een nest en het afleggen van grote afstanden bij het zoeken naar voedsel.

Daarnaast is het kennisniveau over diergezondheid vaak laag. Voor keurmerken, zoals het Beter Leven kenmerk, wordt dan ook steeds vaker geëist dat de leidinggevende een cursus diergedrag heeft gevolgd, zoals de cursus ‘Varkenssignalen’ van dierenarts en varkenshouder Kees Scheepens. Door diergedrag te herkennen en juist te interpreteren kunnen heel veel welzijnsproblemen worden voorkomen.