Varkens kunnen slecht tegen hitte, zoals ook beschreven in punt 7. Dit komt doordat varkens niet kunnen zweten. In de natuur koelt een varken af door in een modderbad te rollen. In de stallen is er echter geen modderbad. Door de brandende zon op de daken, kan de temperatuur in de stallen flik oplopen. Als het ’s zomers rond de 35°C is, kan het in de varkensstal dus wel 40°C zijn, of meer. Naar schatting heeft zo’n 50% van de varkens enkele dagen per jaar last van ernstige warmtestress (score 4 van 8 op de schaal van ongerief).
De snuit is de radiator van het varken en de plek waar het varken de meeste warmte kwijtraakt. Als gevolg van het decennialang doorfokken is het huidige productievarken veel zwaarder dan zijn wilde voorouder. Ook heeft hij kleinere longen en een kortere snuit. Door deze kenmerken heeft hij meer moeite gekregen met hoge temperaturen. Boven 18 °C laten varkens al merken dat ze het warm hebben en beginnen ze sneller te ademen. Wordt het nog warmer, dan gaan de varkens minder eten en uit wanhoop in hun eigen mest liggen om af te koelen. Dit terwijl varkens hele zindelijke dieren zijn. Plotselinge zomerse temperaturen veroorzaken een verhoogde sterfte onder varkens. Een hartstilstand door (hitte)stress is zelfs één van de belangrijkste oorzaken van sterfte onder zeugen.