Een zeug in de vee-industrie heeft één taak: heel veel biggen krijgen. Ze wordt daarvoor steeds opnieuw zwanger gemaakt, zodat er zoveel mogelijk biggen geslacht kunnen worden. Het is een uitputtend bestaan: inseminatie, zwangerschap en een paar weken na de bevalling worden de biggen bij haar weggehaald zodat ze weer zwanger gemaakt kan worden. Dit blijft doorgaan tot de zeug het lichamelijk niet meer aankan. Dan wordt ze zelf ook geslacht.
Zeug als biggenfabriek
De zwangerschap van een zeug duurt drie maanden, drie weken en drie dagen. Al vier weken na de bevalling worden haar biggen bij haar weggehaald. Een dag of vijf daarna wordt de zeug opnieuw geïnsemineerd en begint haar volgende zwangerschap. Een zeug in de vee-industrie is zeker twee keer per jaar zwanger. Dit slopende bestaan houdt ze niet lang vol. Een zeug wordt al na tweeënhalf jaar ‘productie’ naar de slacht gebracht, omdat ze dan volgens de varkenshouder niet meer genoeg biggen werpt. Ze is dan meer dan vier keer zwanger geweest en heeft ruim 70 biggen gekregen.
Laat zeugen weer moeders zijn
Eén zwangerschap per jaar – en soms ook een jaar niet – past veel beter bij het natuurlijke gedrag van varkens. Een zeug is geen fabriek, ze is een moeder. Ze heeft een sterke behoefte om goed voor haar biggen te zorgen. Als een zeug niet zo snel na iedere bevalling weer zwanger wordt gemaakt (én niet opgesloten wordt in een krappe kraamkooi), heeft ze ook de tijd om haar biggen te zien opgroeien, ze dingen te leren, en ze pas te spenen op een natuurlijk moment, wanneer ze een paar maanden oud zijn.
Ze krijgt dan ook de kans om te herstellen van haar zwangerschap. Dan is ze niet afgemat als ze pas twee jaar oud is, maar kan ze rustig een jaar of twaalf worden.