In de vee-industrie wordt een moedervarken meer dan drie maanden per jaar opgesloten in een kooi. Omdat die kooi niet veel groter is dan de zeug zelf, kan ze in die tijd alleen maar staan, zitten of liggen.
Gemak voor de boer, leed voor de zeug
Moedervarkens worden in de vee-industrie keer op keer zwanger gemaakt. Ieder jaar bevalt een zeug twee tot drie keer van een worp biggen. Tijdens iedere zwangerschap wordt de zeug twee keer opgesloten in een kooi: ze staat ruim een week vast rondom de inseminatie en wordt een week voor de bevalling weer opgesloten tot haar biggen vier weken oud zijn.
De kooi maakt het werk van de varkenshouder een stuk gemakkelijker. Alle zeugen staan netjes op een rij tijdens het insemineren en ze kunnen hun biggen niet beschermen tegen de boer. Het opsluiten veroorzaakt bij de zeugen alleen maar frustratie en stress. Ze gaan uit ellende op de stangen van de kooi bijten of zitten urenlang lusteloos voor zich uit te staren.
Geef zeugen de ruimte
Moedervarkens hebben – net als alle varkens – veel ruimte nodig. Ze gaan het liefst urenlang al wroetend op zoek naar eten en trekken af en toe graag een sprintje. Ze leggen zelfs in de laatste dagen van hun zwangerschap nog kilometers af als ze op zoek gaan naar een veilige plek om van hun biggen te bevallen.
Hoewel zoveel bewegingsruimte in een varkensstal niet mogelijk is, kunnen de kooien op zijn minst worden afgeschaft. Dan lopen de zeugen tijdens de hele zwangerschap samen in een ruim hok – liefst met uitloop naar buiten. En gaan ze voor de bevalling naar een kraamhok met genoeg ruimte voor haarzelf én haar biggen.