Een zeug in de vee-industrie bevalt zeker twee keer per jaar van een worp biggen. Ieder moedervarken heeft een sterk instinct om zich voor de bevalling af te zonderen en in alle rust een nest te bouwen. Maar dat gaat niet in de gemiddelde varkensstal. Daar moeten zeugen bevallen in een krappe kraamkooi die al hun natuurlijke gedrag onmogelijk maakt. Ze kunnen zich nauwelijks bewegen, liggen op een harde, kale vloer en kunnen niet ontsnappen aan de drukte in de stal. Dat maakt elke bevalling onnodig stressvol.
Bevallen in een kooi
Een bevalling in een kraamkooi veroorzaakt veel stress bij zeugen, en daardoor duurt de bevalling een stuk langer. Een zeug die zich vrij kan bewegen in een hok met nestmateriaal, bevalt in zo’n 3 uur. De bevalling van een zeug in een kraamkooi duurt gemiddeld 5 uur of langer. Dat is anderhalf uur extra pijn en een verhoogd risico op complicaties.
Zeug én biggen lijden door stressvolle bevalling
Niet alleen zeugen lijden onder een moeizame bevalling. Hoe langer het baren duurt, hoe groter de kans dat biggen tijdens of vlak na de bevalling overlijden. Ook biggen die de langere bevalling wél overleven, lopen een groter risico om op latere leeftijd alsnog ziek te worden.
Moedervarkens willen rust
Het is voor zeugen belangrijk om een nest te bouwen ter voorbereiding op de bevalling. Op zijn minst zouden alle moedervarkens – dus óók moedervarkens in een kraamkooi – nestmateriaal moeten krijgen. Met stro of een jute zak kunnen zwangere zeugen nog enigszins hun nesteldrang uitleven.
Maar de bevalling van een zeug verloopt pas écht goed als ze haar natuurlijke gedrag kan uitvoeren: voor de bevalling een rustige plek uitzoeken, om daar ongestoord een veilig en comfortabel nest te bouwen. Dat is pas mogelijk als er een einde komt aan de kraamkooi.