In de natuur worden biggen geleidelijk gespeend. Dit gebeurt zo’n 60 tot 120 dagen na de geboorte. In deze periode bouwt de zeug de tijd die ze met haar biggen doorbrengt langzaam af. De biggen worden steeds minder gezoogd en ze raken bedreven in het zelfstandig vinden van voedsel. Langzaam wennen de biggen aan de afwezigheid van de moeder en worden ze zelfstandig. In de varkenshouderij gebeurt het spenen daarentegen heel abrupt. Terwijl de biggen gemiddeld nog maar 25 dagen oud zijn worden ze van de ene op de andere dag bij hun moeder weggehaald. Niet alleen veroorzaakt de plotselinge afwezigheid van hun moeder voor veel stress, ook lopen de biggen hierdoor een deel van de sociale opvoeding mis. Want met name in de eerste acht levensweken worden de biggen opgevoed en laat de zeug haar biggen kennismaken met andere biggen. Vroegtijdig spenen leidt bovendien tot agressievere en angstigere biggen en veroorzaakt gestoord gedrag zoals belly-nosing (herhaaldelijk met de neus tegen de buik aanduwen van een hokgenoot), urine drinken en staartbijten.