Een moedervarken heeft het te warm in het kraamhok. De temperatuur is daar extra hoog, zodat de pasgeboren biggen het niet te koud krijgen. Voor de zeug is dat ellendig, omdat zij juist gevoelig is voor hitte. Varkens kunnen niet zweten, dus afkoelen lukt alleen door een koel plekje op te zoeken. Voor een zeug die vaststaat in de kraamkooi is dat onmogelijk.
Geen ontsnappen aan de warmte
Jonge biggen zijn zo klein dat ze al snel onderkoeld raken. Om warm te blijven, hebben ze een temperatuur rond de 30 graden nodig. Daarom hangt er in het kraamhok een warmtelamp of wordt een deel van de vloer verwarmd. Het is een slechte kopie van het natuurlijke moedergedrag van de zeug. Zij zou een warm nest van takken en bladeren voor haar biggen bouwen.
In de natuur kan de zeug het nest ook verlaten om even de koelte op te zoeken. In de kraamkooi krijgt ze die kans niet. Dat heeft grote gevolgen, want een moedervarken krijgt vanaf 22 graden al last van de warmte. Ze voelt zich beroerd en gaat hijgen en trillen. Een zeug staat dus vanaf de geboorte van haar biggen 4 weken opgesloten in een veel te warm hok.
Laat zeugen afkoelen
Een moedervarken in een kooi kan zichzelf niet beschermen tegen de hitte. Ze moet een nest voor haar biggen kunnen bouwen en zelf verkoeling kunnen zoeken als ze het te warm krijgt. Daarom moet iedere zeug naar buiten kunnen. Liefst in een stuk bos of veld met beschutting, maar toegang tot een uitloop is al een stap in de goede richting. Dan kan ze altijd een frisse neus halen in de buitenlucht.