Als gevolg van genetische selectie (doorfokken) krijgen zeugen steeds meer biggen per worp. In 1983 produceerde een zeug zo’n 18 biggen per jaar. Anno 2014 zijn dit er gemiddeld 28. Hierdoor heeft de zeug soms onvoldoende tepels of melk om alle biggen zelf te kunnen voeden en zal grote strijd ontstaan om de beste tepels en de meeste melk. Hierbij raken zowel de biggen als de tepels van de zeug gewond. De biggen die lager in rang staan, hebben het nakijken en kunnen zelfs overlijden aan ondervoeding of onderkoeling. Om dit te voorkomen worden biggen soms overgelegd naar een pleegzeug, of wordt extra kunstmelk verstrekt via schaaltjes.