Het Beter Leven-keurmerk bestaat tien jaar. In die tien jaar heeft de Dierenbescherming veel bereikt. Maar nog lang niet genoeg, vindt Hans Baaij. Zeker niet als het gaat om onze varkens.
De Dierenbescherming is tien jaar geleden begonnen met het Beter Leven-keurmerk (BLK), vanuit de gedachte dat het meer effect heeft om 99 procent van de dieren een iets beter leven te geven, dan 1 procent een veel beter leven via de biologische veehouderij. En met behoorlijk succes. Op dit moment heeft bijna 70 procent van het in Nederlandse supermarkten verkochte varkensvlees het Beter Leven-keurmerk met één ster. Volgens de VarkensvleesMonitor van Varkens in Nood loopt Albert Heijn bij het varkensvlees voorop met 80 procent, gevolgd door Jumbo en Lidl met 68 procent. Dat zijn meteen ook de grootste spelers op de markt, dus hun aandeel tikt flink aan. Kleintjes als Deen en Jan Linders zitten onder de 40 procent. Bij de andere vleessoorten, zoals kip en rund, en bij eieren is het percentage BLK (veel) lager. Het gemiddelde voor alle vleessoorten komt rond de 25 procent uit.
Sterrenstatus
Het Beter Leven-keurmerk heeft drie gradaties wat betreft dierenwelzijn: één ster is het laagste, bij twee sterren hebben de dieren het een stuk beter en drie sterren komt qua dierenwelzijn overeen met biologisch vlees. De bulk van het vlees komt van varkens met één ster, twee sterren is schaars en drie sterren komt iets vaker voor dan twee sterren.
Het overgrote deel van het varkensvlees met het Beter Leven-keurmerk heeft dus één ster. Dat komt omdat de verschillen tussen BLK één ster en gangbaar (geen ster) niet zo groot zijn. De Dierenbescherming heeft bij het varkensvlees gekozen voor iets meer welzijn voor zo veel mogelijk varkens. De varkens krijgen een klein beetje extra ruimte, beter afleidingsmateriaal en er wordt meer gecontroleerd of de wet wordt nageleefd. Dat is wel wat weinig na tien jaar. Dat heeft te maken met het feit dat de gangbare stallen van tien jaar geleden als uitgangspunt zijn genomen en stevigere aanpassingen, zoals het niet meer couperen van de varkensstaartjes of stoppen met het opsluiten van zeugen in kraamboxen, vermeden worden. Bij de vlees- en legkippen hebben ook de dieren met één ster een uitloop naar buiten en goed afleidingsmateriaal. Ook de runderen met één ster lopen regelmatig buiten en de kalfjes zogen minstens drie maanden bij de moeder. Dat zijn behoorlijke verbeteringen ten opzichte van gangbaar.
Milieu Centraal heeft in oktober 2016 onderzoek gedaan naar keurmerken en een keurmerkenwijzer opgesteld. Het Beter Leven-keurmerk scoort ‘goed’ voor dierenwelzijn bij twee en drie sterren en ‘redelijk’ bij één ster. Navraag bij Milieu Centraal leert dat de ‘redelijk’-score evenwel niet geldt voor varkensvlees met één ster (het meest verkochte vlees). Hierop is de score ‘matig’ van toepassing.
Ruimte voor verbetering
Om de score te verbeteren, zou er allicht wat kritischer naar de criteria gekeken kunnen worden. Het BLK stelt als eis dat de één ster-varkens niet gecastreerd worden. Maar Nederlandse supermarkten stellen al jaren als eis voor al het varkensvlees dat er niet meer gecastreerd wordt. Een andere eis is dat de varkens niet over lange afstanden worden vervoerd. Maar vrijwel al het varkensvlees komt uit Nederland of van nabijgelegen slachterijen net over de grens met Duitsland en België. Het Beter Leven-keurmerk voegt op deze punten dus niets toe aan de gangbare praktijk. Een substantieel deel van de 120 misstanden in de varkenshouderij die Varkens in Nood begin 2016 op een rij heeft gezet, blijft ook bij het Beter Leven-keurmerk met één ster bestaan. En daar begint het een beetje te wringen, want de gemiddelde consument denkt bij een keurmerk van de Dierenbescherming dat het een stuk beter is dan bij gewoon varkensvlees, en dat is maar gedeeltelijk zo. Een veearts, een bioloog en een dierkundig ingenieur hebben voor Varkens in Nood de score voor varkensvlees met één ster op een schaal van 1 tot 10 bepaald op een 3,5 (gangbaar scoort een 2). Dus er is meer dan voldoende ruimte voor verbetering. Bij varkensvlees met één ster zou een halve ster meer op plaats zijn.
En de boer
In vakblad Boerderij komen twee kippenboeren aan het woord: het Beter Leven-keurmerk heeft voor hen geen financieel voordeel opgeleverd, want er waren extra investeringen nodig en de kosten van veevoer en verwarming gingen omhoog. Maar hun uiteindelijke winst is dat ze meer werkplezier hebben. Ze hebben de laatste tien jaar maar één keer antibiotica hoeven geven en ze zien een robuustere, gezondere kip. Ze worden er als pluimveehouders gelukkiger van, zo zeggen ze zelf.
Bij varkensvlees is het financieel gezien hetzelfde verhaal. Doordat de verschillen tussen gangbaar en één ster klein zijn, zijn ook de prijsverschillen klein, namelijk 10 cent per kilo varkensvlees. Die extra 10 cent per kilo, of iets van 5 tot 10 euro voor een heel varken, is kostendekkend voor de varkensboer, maar niet meer dan dat.
"De consument zoekt in de schappen naar het goedkoopste stukje vlees. Als dat met het Beter Leven-keurmerk is, dan koopt de consument dat vlees"
Consument of supermarkt?
Volgens LTO, de vakbond van boeren, is het de verwende consument die meer dierenwelzijn eist, maar daar niet voor wil betalen. Dat ziet LTO verkeerd. Het zijn vooral de supermarkten die het aanbod bepalen, die de inkoopprijzen dicteren en die bepalen welke marge er op vlees zit. Niet de consument. Dat is allang bekend, dus waarom LTO altijd weer over de ‘machtige en verwende consument’ begint, is een raadsel. De consument zoekt inderdaad in de schappen naar het goedkoopste stukje vlees, maar als dat met het Beter Leven-keurmerk is, dan koopt die consument dat vlees.
Supermarkten zijn best bereid om hogere eisen te stellen aan dierenwelzijn. Ze staan onder druk van ngo's als Wakker Dier en Varkens in Nood en soms zijn het de eigen medewerkers die meer ethiek van hun bedrijf eisen. Supermarkten zijn op zich niet tegen meer dierenwelzijn, zelfs niet als dat meer geld kost. Want supermarkten kijken vooral naar elkaar. ‘Zolang het de onderlinge concurrentiepositie niet aantast, mag wat mij betreft alles biologisch worden,’ zegt een vertegenwoordiger van een grote supermarkt.
Goed voor de veesector
Op de website van vakblad Boerderij schrijft een abonnee: ‘Uit economisch oogpunt valt er wel wat positiefs over het BLK te zeggen. Dankzij het keurmerk is de omzet van de veehouderij met tientallen miljoenen euro's gestegen. Een deel van die extra omzet verdwijnt door de extra kosten, maar er zijn wel degelijk veehouders die wat in de eigen zak weten te houden. Ook verbetert het BLK het imago van de veehouderij. Er zijn varkenshouders die plotseling “trots” worden op hun bedrijf, een beetje voorbarig gezien de omstandigheden waaronder deze dieren leven, maar het is minder erg dan het was. Een derde positief punt is dat de Nederlandse vleesverkopers voortaan een monopolie hebben bij met name het varkensvlees. De supermarkten hebben immers afgesproken alleen BLK-producten te verkopen en die worden alleen in ons land geproduceerd. De buitenlandse concurrentie is met hulp van de Dierenbescherming weggevaagd.’
Deze wakkere abonnee heeft het bij het juiste eind. Als de veehouderij samen met supermarkten de eisen voor dierenwelzijn en milieu binnen de Nederlandse keten zou opvoeren, dan is dit goed voor de concurrentiepositie van de binnenlandse veehouderij. Het is verbazingwekkend dat boeren(organisaties) in de Nederlandse markt niet voor zichzelf een niche creëren door juist 'up market', met hoge eisen voor dierenwelzijn en milieu te produceren. Buitenlandse boeren hebben dan het nakijken.
Waarom de megastallen niet?
Het Beter Leven-keurmerk wordt niet gegeven aan megastallen. Dat is vreemd. Het gaat er toch juist om dat er zoveel mogelijk dieren mee kunnen doen met het Beter Leven-keurmerk? Dan is een megastal die aan alle eisen voldoet toch juist een goede zaak? Varkensboer Johnny Hoogenkamp in Dalfsen is dan ook knap geïrriteerd. Een belangrijk deel van zijn varkens mag ‘zelfs’ hun staart behouden. Als varkens hun staart kunnen behouden, is dat een soort van lakmoestest voor de mate van stress en ongerief. Staartjes worden gecoupeerd om staartbijten tegen te gaan. In doodsaaie en propvolle stallen zijn de staartjes van andere varkens een ideale prooi om frustratie en stress op af te reageren, met verwondingen en infecties tot gevolg. Dat de staartjes bij Hoogenkamp behouden blijven, is dankzij een grote voerbak waaruit de biggen allemaal gelijktijdig kunnen eten en goed afleidingsmateriaal. Hierdoor neemt de stress af. Er is een extra varkenshoeder aangenomen die meteen ingrijpt als staartbijten toch optreedt. Het veevoer is optimaal samengesteld en zorgt voor een voldaan gevoel. Maar omdat het bedrijf van Hoogenkamp te groot is, krijgt het vlees geen Beter Leven-keurmerk en dus worden zijn varkens geëxporteerd naar Zweden waar varkens verplicht een staart hebben. Voor een varken maakt het overigens niet uit of het binnen zit in een megastal in Dalfsen of binnen bij een kleinere boer in de Gelderse Vallei. Voor het Beter Leven-keurmerk wel en dat is dus vreemd.
De toekomst van het Beter Leven-keurmerk
De Dierenbescherming heeft enorm succes met het Beter Leven-keurmerk en verdient daarvoor alle waardering. De organisatie overweegt nu ook voor zuivel het Beter Leven-keurmerk in te stellen. Dat gaat volgens directeur Femke Fleur stapje voor stapje. Ook moet het Beter Leven-keurmerk natuur- en milieucriteria krijgen. Dat gebeurt in samenwerking met Stichting Natuur & Milieu en de Vogelbescherming. Het is een positieve stap om deze criteria toe te voegen, want de productie van vlees, zuivel en eieren heeft een enorme invloed op klimaatverandering, op het verlies aan natuur en milieu in de wereld en op onze volksgezondheid (denk aan Q-koorts, fijnstof in de lucht).
Dat organisaties in Duitsland en België het Beter Leven keurmerk hebben overgenomen, verdient een extra pluim. Stel dat de hele EU overstapt en het Beter Leven keurmerk omarmt, dan gaat het om honderden miljoenen, misschien wel miljarden dieren per jaar.
Het betekent meteen ook dat de rol van de Dierenbescherming verandert. De Dierenbescherming speelt bij het samenbrengen van supermarkten en boeren via het Beter Leven-keurmerk een cruciale rol, en heeft in feite de positie van de overheid als maker van wetten en regels en als handhaver (NVWA!) overgenomen. Het keurmerk is van iedereen geworden en is niet meer alleen van de Dierenbescherming. De consequentie van dit succes en de centrale positie die het Beter Leven-keurmerk (hopelijk) steeds meer gaat innemen, is dat er in de relatie met alle maatschappelijke actoren, boeren, supermarkten, consumenten en andere NGO’s, openheid en overleg geboden is. Op die punten is verbetering mogelijk. De relatie tussen de onafhankelijke Stichting Beter Leven-keurmerk en de Dierenbescherming is bijvoorbeeld voor veel mensen onduidelijk.
Kortom:
De Dierenbescherming heeft aardig wat in beweging weten te krijgen, maar het gaat wel wat langzaam.
- Er moeten extra maatregelen komen voor de varkens met Beter Leven-keurmerk één ster.
- De Nederlandse veehouderij heeft baat bij het Beter Leven-keurmerk en bij een verdere verhoging van de eisen vanwege de concurrentiepositie met het buitenland en vanwege het werkplezier van boeren.
- Supermarkten zijn best te porren om die eisen verder op te schroeven, zolang alle supermarkten meedoen.
- Grootschalige veeboeren moeten het Beter Leven-keurmerk kunnen voeren.
- Het Beter Leven-keurmerk is algemeen geaccepteerd en is daardoor van iedereen geworden. Het is een belangrijk machtsmiddel met als consequentie een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van alle maatschappelijk betrokkenen en de noodzaak tot krtischere criteria.
Ik wens het Beter Leven-keurmerk alle succes toe en een voorspoedige groei in alle opzichten.