Je hoort tegenwoordig om de haverklap dat mensen minder vlees moeten eten. Duurzaamheid, nietwaar? En vergeet het oerwoud niet! Voor wie een beetje last heeft van het klok- en klepelprobleem – en dat hebben we allemaal wel eens, dus geneer je niet – zetten we de voordelen van minder vlees eten op een rijtje.
Het is goed voor jezelf
Ja, een karbonade bevat dingen die gezond zijn, zoals eiwitten, ijzer en vitamine B12. Maar met name rood vlees – en dat is álles behalve gevogelte – kun je toch echt beter laten staan. Zo bevat het veel verzadigd vet en transvet, en vooral dat laatste geldt als een sloper van hart en bloedvaten. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) bracht vorig jaar bovendien naar buiten dat mensen die meer dan 500 gram rood vlees per week naar binnen werken, een verhoogd risico lopen op kanker. Het eten van bewerkt vlees als worst en salami raadt de WHO om die reden helemaal af.
En dan zijn er de ziektes die voortkomen uit de vee-industrie zelf. Zo is naar schatting 11 procent van het varkensvlees in Nederlandse supermarkten besmet met bacterie MRSA, die resistent is voor bepaalde soorten antibiotica. Besmettelijke aandoeningen als vogelgriep en de gekkekoeienziekte hebben in het verleden mensenlevens geëist, en kunnen in theorie weer de kop opsteken. En dan zijn er nog de boze broertjes salmonella en E.coli, die vaak voorkomen op rauw vlees en voor veel ellende kunnen zorgen.
Het is goed voor de dieren
‘Diervriendelijk vlees bestaat niet’, luidt de treffende leus op een sticker die je een tijd lang overal zag opduiken. En zo is het natuurlijk ook. Met hun uithangborden van varkens die lachend een duim omhoog steken willen sommige slagers je anders doen geloven, maar geen dier vindt het leuk om jouw diner te zijn.
Los daarvan zijn er natuurlijk gradaties in lijden. Een big die na zijn geboorte lang genoeg bij zijn moeder mag blijven, daarna vrij buiten kan scharrelen en goed eten krijgt van een oplettende boer, heeft een fijner leven dan een soortgenoot die zijn leven doorbrengt in een bedompte stal, waar hij zijn aangeboren gedrag niet kan vertonen en het voersysteem ook nog eens om de haverklap stuk is.
Het eten van biologisch vlees brengt dus minder lijden met zich mee dan het eten van vlees met twee sterren van het Beter Leven Keurmerk (BLK). En één ster van het BLK is weer beter dan niks. Met andere woorden: wie alleen ‘goed’ vlees of geen vlees eet, zorgt er voor dat minder dieren een miserabel bestaan hebben in de vee-industrie.
Het is goed voor de wereld
Daar is dan eindelijk het oerwoud-argument. Want kijk: koeien en varkens moeten eten. Omdat er miljarden dieren per jaar zo snel mogelijk worden groot gebracht, zijn er onvoorstelbare hoeveelheden voer nodig. Dat red je dus niet met een maisveldje hier en daar.
Om die reden is de Amazone omgevormd tot de grootste sojaplantage ter wereld. Dat is vervelend voor al die papegaaien daar, maar ook voor ons. Ontbossing draagt namelijk bij aan het broeikaseffect: hoe minder bomen er zijn, hoe minder CO2 er wordt omgezet in zuurstof. Koeien lopen bovendien de hele dag te boeren en scheten te laten, waarbij enorme hoeveelheden methaan vrijkomen. En dat is nóg slechter voor het klimaat dan CO2.
De teelt van veevoer kost bovendien niet alleen veel ruimte, maar ook veel water en energie. Als we die zaken zouden inzetten voor de teelt van plantaardig voedsel voor mensen, zouden we de wereld kunnen voeden. Als voorbeeld: voor elke kilo vlees is 3 tot 10 kilo plantaardig eiwit nodig. Elke kilo kip kost bovendien 3900 liter water, terwijl je voor een kilo sojabonen met 1800 liter water toe kan. De productie van vlees is daarmee een enorme belasting van natuur en milieu.