Waarom ik als stads witneusje biologisch varkensboerin ben geworden twaalf jaar geleden? Dit is mijn verhaal hoe het ooit begonnen is. Het is echt waar.
Ik weet het nog als de dag van gisteren. Vakantie in Brabant; het was hartje zomer. In mijn uppie op de fiets de tijdelijke buurt verkennen. Twaalf jaar jong. Vooral boerderijen boeiden mij enorm. Nieuwsgierig stopte ik bij een hoeve met lange, grote stallen zonder ramen. Wat zou daar in zitten? Ik keek om me heen en zag niemand. De staldeur stond op een kier. Voor ik er erg in had stond ik binnen. Onmiddellijk een oorverdovend gekrijs. Een verstikkende walm overspoelde mijn zintuigen. Ik stapte verder het donker in en zag, rook, hoorde en voelde. Ik zag heel veel beesten in het schamele licht van de deurinval. Ik rook een penetrante geur van urine. Ik voelde me misselijk worden.
Terwijl mijn ogen zich instelden op het duister, kon ik varkens onderscheiden. Niets leek op het plaatje in het biologieboek. Geen staarten, geen stro, geen ruimte en geen nieuwsgierig, vriendelijk geknor. Als beginnende puber was de ontluistering van de kindertijd hiermee voorgoed bezegeld. Waar een schoolvriendin de vlinders in de buik nodig had, om zich de eerste stappen in de wereld der volwassenheid te wanen, had ik een ander diersoort gevonden, die mij deed beseffen, dat mijn onbezorgde, idyllische kinderdromen abrupt ten einde waren gekomen.
Ik ben de stal uitgegaan. Het voorwiel van mijn fiets draaide nog flauw. “Dit kan nooit de bedoeling zijn. Volgens mij heeft de schepper dit niet bedoelt.”
Ik heb door mijn tranen heen achterom gekeken en heb de varkens van toen beloofd iets voor hun nageslacht te gaan doen.
Anno 2013 ben ik op de kop af twaalf jaar varkensboerin en ben inmiddels 46 jaar oud/jong.
Iedere dag neem ik zeker een kwartiertje bij de biggen. Na een week of acht bij moeder de zeug te hebben vertoefd, worden ze ‘afgespeend’ . Dat betekent dat zeug en biggen voortaan gescheiden leven. Het kroost zit in een apart schuurtje met uitloop naar buiten. Ik roep ze al van afstand:’Porkiessss’. Door de plastic deurflappen rennen ze naar buiten, wetend van die aanstaande aai over de kop of krabbel op de rug.
In ons land leven evenveel varkens als mensen, maar niemand die zo’n dier ooit nog te zien krijgt. Door de beslotenheid van de bio –industrie is het varken onzichtbaar geworden. Het lijkt wel of deze onzichtbaarheid er toe heeft geleid, dat varkens geen morele status meer hebben. De meeste mensen kennen en eten alleen karbonades. Hoe het tot een karbonade is gekomen? De meeste mensen willen het niet weten. Het zou de eetlust wel eens kunnen bederven. Maar ga maar eens kijken. Tenminste als je naar binnen mag.
Wie weet nog hoe het ruikt in een stal met stro?
Wie weet nog hoe leuk ze knorren als je ze over hun buikjes aait?
Wie weet eigenlijk hoe die harde kraakbeenneus voelt tegen je schoen?
Wie kan een varken recht in de ogen kijken?
Laat ze zelf maar kiezen tussen een betonnen roostervloer en weidegang. En ik weet, wat ze willen: dat ik langs kom aan de wei en hen roep. Hen aanspreek op hun zijn. Ze mogen hier zijn.
Diana Saaman
Natuurlijke varkenshouderij Frank en Frij