Is 'megastal' een rekbaar begrip?

Zevenhonderd zeugen, twee worpen per jaar, twaalf biggen per worp, duizenden dieren op een bedrijf. Een typische megastal. Megastallen komen steeds weer in het nieuws. Er wordt schande gesproken van de industriële productie van dieren, het gebrek aan aandacht voor het individu, de dierenmishandeling. Maar speelt dit in elk grootschalig veebedrijf? Bestaan er misschien megagrote veebedrijven die het beladen predicaat ‘megastal’ niet verdienen?

Voor het project van de vijfsterren-varkensboeren komen wij op veel boerenbedrijven terecht die hun varkens op een bijzondere manier houden. Zo ook op een biologisch bedrijf net over de grens met Duitsland. Helaas hebben niet alle dieren permanent uitloop naar buiten, waardoor het bedrijf niet in de lijst van onze vijfsterrenboeren is opgenomen. Toch is het bedrijf zo bijzonder dat het aandacht verdient.

Het is een groot bedrijf, maar met een megastal identificeren de boer, zijn zoon en de zes vaste medewerkers het bedrijf niet. Ze gaan familiaal met elkaar om en ieder heeft zijn eigen afdeling en eigen inbreng. Zo heeft de zoon de voervoorzieningen gemoderniseerd: de varkens krijgen nu voer dat op het eigen bedrijf gemengd is, precies afgestemd op de behoefte van de dieren, en afkomstig van leveranciers die de familie kent en vertrouwt. Want dit hoort bij de biologische landbouw: vertrouwen en integriteit.

In oktober 2017 heeft Clara Beck, inhoudelijk medewerker bij Varkens in Nood, het bedrijf bezocht. Zij deelt haar ervaringen.

‘Als ik bij het bedrijf aankom, zie ik grote, halfronde kasten aan beide kanten van de weg op de velden staan, de ene rij na de andere. Het zullen er honderden zijn. De jonge boer, de zoon van de familie, leidt me rond over het bedrijf. Hij laat de velden zien waar de zeugen met hun biggetjes leven. Een week voor de uitgerekende datum verhuizen de zeugen naar de weides. Ze blijven daar tot hun biggen veertig dagen oud zijn. Elke zeug heeft haar eigen omheind perceel. Een stroomdraad op ongeveer vijftig centimeter hoogte is voldoende om de zeug op het veld te houden. De biggetjes hollen onder de stroomdraden door en spelen met hun buren. Zij kunnen zich vrij bewegen over het grote veld en komen ’s avonds weer terug bij mama. De halfronde kasten die ik bij aankomst zag, zijn schuilplekken voor de varkens op het veld.

Beeld 1

Beeld 2

Na de velden komen we bij de zeugenstal. Een jaar geleden woedde hier nog een verschrikkelijke brand. Terwijl de hele stal afbrandde, is geen van de zeugen gewond geraakt. Door de uitloop en het open systeem konden ze snel genoeg gered worden. Nog een reden om dieren niet in kooien vast te zetten.

Vierhonderd zeugen leven in de zeugenstal in de tijd tussen het spenen (het moment dat de zeug afscheid neemt van haar biggen) en de volgende bevalling. Iedere zeug heeft twee nesten per jaar. Elke drie weken bevalt er een groep zeugen. In de stal wonen ook drie beren, om de berigheid (het verlangen om te paren) van de zeugen vast te stellen. Als het zover is, zijn de zeugen rijp voor bevruchting en worden ze kunstmatig geïnsemineerd. Dat gebeurt tweemaal per jaar. Hiervoor gaan ze naar de dekafdeling van de stal. Ze worden voor de inseminatie vijf minuten vastgezet in een inseminatiebox, waarna ze weer de stal in mogen. Ze kunnen ervoor kiezen om buiten te zonnen, of om in de schemer van de stal te vertoeven. Uit een radio klinkt zachte muziek, zodat ze niet schrikken als een medewerker de stal inkomt.

Beeld 3

Beeld 4

De boer en ik lopen verder naar een reusachtig gebouw. Hier worden de grote balen stro opgeslagen die nodig zijn om de zeugen en biggen gelukkig en tevreden te houden. Het stro komt van een akkerbouwer in de regio. Ook hier is het weer belangrijk dat er vertrouwen bestaat. De producten moeten schoon zijn; niet vol zitten met pesticides.

Beeld 5

We komen op het erf waar ook de familie woont. Ik zie twee grote silo’s staan. In het gebouw ernaast wordt het voer gemengd en sinds kort ook gefermenteerd. Vol trots vertelt de jonge boer erover. De machines hebben veel geld gekost, bijna tien keer zoveel als de boeren in het begin hadden gehoopt. Maar toch is de jonge boer trots en tevreden. Hij ziet dat het beter gaat met de dieren sinds hij alles zelf in handen heeft.

We bezoeken de biggenstal. Hier brengen de dieren de laatste weken door tot ze dertig kilo wegen. Daarna verhuizen ze naar het erf van andere biologische varkenshouders. In de uitloop ligt stro en binnen hebben de biggen strooisel op de helft van de vloer. Net als in de zeugenstal bestaat ongeveer de helft uit roostervloer. Het strooisel verstopt de mestput en iedere keer dat deze wordt leeggehaald, moeten de put en de leidingen met de hand worden schoongemaakt. Het is lastig, maar de boeren hebben het voor de dieren over.

Beeld 7

In de laatste afdeling zie ik heel kleine biggetjes staan. Ik kan bijna niet geloven dat deze net zo oud zijn als de rest. Het zijn de achterblijvertjes. De jonge boer vertelt me dat zij veel zorg nodig hebben. Samen met een collega gaat hij meerdere keren per dag de stal in om de dieren met de hand water te geven.

Na de rondleiding heb ik het met de boer nog over vegetarische alternatieven voor vlees en over het milieu. We vinden het jammer dat een afgesloten stal wel mag uitbreiden, terwijl dit bedrijf aan zijn limiet zit. Milieu en dierenwelzijn gaan vaak niet samen, in ieder geval niet in een wereld waar mensen elke dag vlees willen eten. De boer vraagt me wat ik van zijn bedrijf vind. Deze vraag krijg ik als werknemer van een dierenwelzijnsorganisatie vaker. De boeren die me hun bedrijf laten zien, zijn benieuwd hoe een dierenbeschermer ernaar kijkt. Deze boer wil weten wat ik zou verbeteren. Veel kan ik niet aanwijzen. Natuurlijk zou ik het beter vinden als de dieren continu de wei in zouden kunnen. De boer vertelt dat er geen aanpassingen aan het bedrijf mogen worden gedaan, in verband met de vergunning. Er mag niet worden uitgebreid, maar ook minder dieren houden is niet toegestaan.

Als ik wegrij van de boerderij vraag ik mezelf af of ik dit een megastal vind. In de gangbare varkenshouderij zou dat met deze aantallen zeugen zeker het geval zijn. Maar op dit bedrijf vind ik het een ander verhaal. De boeren hebben de tijd om voor elk dier individueel zorg te dragen. Belangrijker nog: ze némen die tijd. Veel extra zorg zullen de zeugen trouwens niet nodig hebben met hun goede gezondheid. Vooral niet als ze buiten op de weide staan, samen met hun biggetjes.’