Het vakblad Pig Business wijdde een uitgebreid artikel aan een gesprek tussen Varkens in Nood en onderzoeker Herman Vermeer van Universiteit Wageningen, over het welzijn in de Nederlandse varkenshouderij. De grote vraag van het verhaal: krijgen varkens het beter in de toekomst?
Veranderingen in dierenwelzijn komen te langzaam op gang
De belangrijkste onderwerpen die werden besproken, zijn – niet geheel toevallig – de speerpunten van Varkens in Nood: de extreem hoge biggensterfte, het afbranden van staarten en het vastzetten van zeugen in kraamkooien. Onze mening is duidelijk: veranderingen op dit gebied komen veel te langzaam op gang.
Minder, maar robuustere biggen
Volgens directeur Hans Baaij ontbreekt het de varkenssector aan regie om de biggensterfte terug te brengen. Dat zou de overheid of het Beter Leven keurmerk moeten doen. “Er moeten minder maar robuustere biggen komen, maar dan moet iedereen daarin meegaan. Dit zou dus binnen de keten georganiseerd moeten worden.” Volgens Vermeer worden er nog steeds zeugen gefokt die telkens meer nakomelingen krijgen. Wat de fokkerijorganisaties natuurlijk willen, is een grotere toom (groep broertjes en zusjes bij de zeug), maar met minder dode biggen.” Maar in de praktijk blijft de biggensterfte ieder jaar stijgen, terwijl de toomgrootte ook blijft toenemen. Daar moet volgens Varkens in Nood een einde aan komen. Elke zeug moet haar eigen kleintjes kunnen grootbrengen en daarom moet het aantal biggen per zeug omlaag. Dan zijn die biggen ook zwaarder en sterker, waardoor er minder sterven. Daar blijkt Vermeer, en volgens hem ook steeds meer varkenshouders, het mee eens te zijn. “Ik denk dat er een kentering onder varkenshouders gaande is." Volgens hem hebben deze varkensboeren liever twaalf sterke biggen dan vijftien zwakkere.
Het ideale kraamstalplaatje
Vermeer is benieuwd hoe de kraamstal er volgens Varkens in Nood uit moet zien. Hans Baaij: “Het voorlopig meest ideale kraamstalplaatje is dat de zeugen los in de stal lopen en dat de zeug genoeg stro heeft om een nest mee te maken. Daarnaast vinden wij dat een zeug minder, maar vitalere biggen moet krijgen. Ook is het scheiden van moeder en kroost op 4 weken, zoals nu meestal gebeurt, veel te vroeg. De kleintjes zouden langer bij hun moeder moeten blijven. Een uitloop naar buiten vinden wij ook noodzakelijk. Zeug en big moeten hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen en wroeten hoort er absoluut bij.” Daarop laat de onderzoeker ons het ontwerp zien van het ‘kraamhuis’, een ontwikkeling uit Wageningen, waarbij aan al deze eisen wordt voldaan. De zeug loopt los, kan een nest bouwen, ze voedt haar biggen op en leert ze samen te eten. Biggen mogen in dit systeem langer bij hun moeder blijven en socialiseren ook met andere varkens. Het ontwikkelen van het sociale gedrag is heel belangrijk, het voorkomt stress en staartbijten. Het systeem is een fantastische oplossing voor veel problemen in de huidige varkenshouderij. “Maar,” zegt Vermeer, “het is een duur systeem en als varkenshouders dit bouwen, moet dat door de consument betaald worden.”
Varkens met krulstaarten
Ook over het laatste onderwerp zijn we het met elkaar eens: er moet een einde komen aan het afbranden van staarten. Toch waarschuwt Vermeer dat we het niet te makkelijk moeten laten klinken. Een varkensboer als Johnny Hogenkamp krijgt het voor elkaar om varkens met staarten te houden, maar dat betekent niet dat elke boer datzelfde vakmanschap heeft. Het is volgens Vermeer een utopie om te hopen dat alle boeren nog in 2017 stoppen met couperen. Er zal meer tijd nodig zijn. Hoewel het fantastisch is dat het Hogenkamp lukt, is dat vooral te danken aan zijn eigen doorzettingsvermogen: hij slaagde erin om meer geld te krijgen voor zijn varkens met staart omdat het vlees naar Zweden gaat, waar welzijn heel belangrijk wordt gevonden. Maar vanuit de Nederlandse markt komt er geen enkele (financiële) stimulans. Hoe verwachten we dan ooit een verbetering? Vermeer beaamt dat de markt daar op in zou moeten spelen. “Als varkenshouders een financiële prikkel krijgen dan is dat de beste manier om verbeteringen in het dierwelzijn aan het rollen te krijgen. Dan komen de echte voorlopers in actie.”
Zonder geld geen verbeteringen
De mening van de wetenschapper en van ons als dierenwelzijnorganisatie blijken eigenlijk heel dicht bij elkaar te liggen. Zoals Pig Business het verwoordt: rationaliteit en emotie gaan samen en kunnen tot betere resultaten leiden. Toch volgt steeds weer de conclusie dat verbeteringen betaald moeten worden. Wij blijven ons daarvoor inzetten, in de hoop dat robuustere biggen, vriendelijke kraamhuizen en varkens met krulstaarten binnenkort realiteit worden en geen utopie blijven.