Biggensterfte niet alleen te voorkomen door betere zorg

jonge biggen

Er is minder sterfte onder biggen in de Nederlandse varkenshouderij. Door jonge biggen beter te verzorgen, overlijden er minder. Toch is de biggensterfte daarmee niet opgelost. Er worden nog steeds te veel zwakke biggen geboren. Die maken zelfs met een goede verzorging geen schijn van kans.

Betere zorg voor jonge biggen

De biggensterfte in Nederland laat voor het eerst sinds jaren een lichte daling zien. In 2018 overleed 13,4 procent van de biggen binnen vier weken na de geboorte. In 2019 is dit gedaald naar 12,2 procent. Dat zijn bijna een half miljoen biggen minder die op jonge leeftijd overlijden Volgens minister Schouten van Landbouw is deze verbetering te danken aan de varkenshouders. Die hebben zich ingezet voor betere zorg voor jonge biggen. Goed nieuws voor de varkens, maar er zijn nog steeds ruim 3,5 miljoen biggen die wel in de kraamstal sterven.

Te veel zwakke biggen

Een laag geboortegewicht blijft een belangrijke oorzaak voor biggensterfte. Een big die bij geboorte al klein en zwak is, heeft weinig kans om te overleven. En die zwakke biggen zie je veel in de intensieve varkenshouderij. Dat heeft alles te maken met het steeds grotere aantal biggen waar een zeug van bevalt. Het wilde zwijn, de voorouder van het varken, krijgt gemiddeld 5 biggen per worp. Een zeug in de varkenshouderij krijgt er per worp al 14. Zoveel biggen kan ze niet allemaal groot en sterk laten groeien. Het is dan ook verontrustend dat het aantal biggen per worp nog steeds blijft toenemen. Sterker nog, fokkers vermelden trots dat de worpgrootte sneller stijgt dan ooit.

Dierenleed gaat door

De hoge biggensterfte is een schrijnend voorbeeld van dierenleed in de varkensstal. Vooral de zwakkere biggen hebben het zwaar. Zij raken sneller gewond, worden ziek of verhongeren. De meeste sterven al voordat ze een week oud zijn. En daar kan eventuele goede zorg van de varkenshouder niet tegenop. Deze zwakke dieren hebben bij geboorte al een te grote achterstand om nog aan te sterken. En juist het lijden van deze biggen zal toenemen als de varkenssector blijft fokken op nog meer biggen per worp.

Worpgrootte moet omlaag

Varkenshouders en de overheid willen de biggensterfte verder terugdringen. Maar ze zetten daarvoor alleen in op betere zorg voor pasgeboren biggen. Natuurlijk is de zorg voor jonge dieren heel belangrijk, maar het is niet genoeg om de biggensterfte veel verder terug te dringen. Daarvoor is het voorkomen van een te laag geboortegewicht bij biggen noodzakelijk. De enige manier om dat te doen, is het begrenzen van de worpgrootte. Met minder biggen per worp, zijn de dieren krachtig genoeg om te overleven. Dát zou pas een vooruitgang zijn!

Deel dit artikel
Sanne Roelofs

Als bioloog voerde ik vijf jaar lang wetenschappelijk onderzoek uit naar het gedrag en welzijn van varkens in de intensieve varkenshouderij. Dit werk bracht me oog in oog met het dierenleed dat zich op varkensbedrijven afspeelt. Varkens worden behandeld als producten en niet als de slimme, nieuwsgierige levende wezens die ze zijn. Dit wil ik veranderen. Bij Varkens in Nood zet ik me daarom in voor de miljoenen varkens in de Nederlandse vleesindustrie.