De varkenssector blijft inzetten op het fokken van zeugen die steeds meer biggen krijgen. Dat hiermee ook het welzijn van de biggen in gevaar komt, wordt voor lief genomen.
Biggensterfte blijft hoog
In de intensieve varkenshouderij gaan veel biggen dood. In 2009 luidden wij hierover al de noodklok. Daarna kwamen er beloftes voor verbetering vanuit de politiek en de varkenssector. De hoge biggensterfte van 12,8% zou verlaagd worden. Het doel: in 2019 zou nog ‘slechts’ 10,5% van de Nederlandse biggen in de kraamstal overlijden.
De sector werd zelf verantwoordelijk gesteld voor het maken van de nodige verbeteringen. Maar helaas, er werd verschrikkelijk gefaald. De gewenste verlaging in biggensterfte werd niet gehaald. Erger nog, het percentage dode biggen ligt nu nog hoger dan in 2009, rond de 13,5%. Dat zijn ruim 5 miljoen dode biggen per jaar!
Steeds meer zwakke biggen
De worpgrootte van de zeug, het aantal biggen dat per keer geboren wordt, speelt een belangrijke rol in het terugdringen van de biggensterfte. De varkenssector fokt gericht op zeugen met een zo hoog mogelijke ‘productie’ van biggen. Dat wil zeggen: steeds meer biggen per worp. Echter, in deze grotere worpen zien we ook meer biggen met een laag geboortegewicht. Deze biggetjes zijn een stuk kleiner en zwakker dan een gemiddelde, gezonde big. Omdat de worpgrootte blijft toenemen, zijn tomen met zwakke biggen eerder regel dan uitzondering in de varkenshouderij.
Onnodig dierenleed in de kraamstal, én daarna
Biggen met een laag geboortegewicht hebben met meer leed te kampen dan hun grotere toomgenootjes. Vooral de eerste week na geboorte is zorgelijk. Zwakkere biggen worden tijdens het drinken bij hun moeder makkelijk door grotere broers en zussen aan de kant gedrukt. Dat maakt het lastig om genoeg melk binnen te krijgen. Ook worden ze sneller ziek, lopen vaker verwondingen op en raken eerder onderkoeld. Bovendien worden deze biggetjes vaker geplet door de zeug. Niet omdat die onvoorzichtig is, maar omdat de verzwakte biggen haar niet snel genoeg kunnen ontwijken wanneer ze gaat liggen. Veel biggen met een laag geboortegewicht overleven hun eerste week niet. In het ergste geval liggen ze dagenlang te creperen in het kraamhok.
Zelfs als zwakkere biggen de eerste dagen overleven, zijn ze er nog niet. Laag geboortegewicht gaat gepaard met een verhoogd risico op kreupelheid en ziekte, zelfs nadat de biggen de kraamstal hebben verlaten.
Begrenzing worpgrootte
Ondanks jarenlange discussies met de varkenssector blijft het sinds vorig jaar stil rond het aanpakken van de biggensterfte. Druk op de sector om de worpgrootte te beperken blijft uit. Sterker nog, een verdere toename van biggen per worp blijkt voor de varkenssector nog altijd economisch interessant. Wáárom zou de sector dan zelf ingrijpen? De tijd van vrijblijvende afspraken moet afgelopen zijn, een begrenzing van de worpgrootte is nodig. Alleen zo kan de lijdensweg van steeds meer zwakke biggen voorkomen worden.
Als bioloog voerde ik vijf jaar lang wetenschappelijk onderzoek uit naar het gedrag en welzijn van varkens in de intensieve varkenshouderij. Dit werk bracht me oog in oog met het dierenleed dat zich op varkensbedrijven afspeelt. Varkens worden behandeld als producten en niet als de slimme, nieuwsgierige levende wezens die ze zijn. Dit wil ik veranderen. Bij Varkens in Nood zet ik me daarom in voor de miljoenen varkens in de Nederlandse vleesindustrie.