De varkenshouderij wil alsmaar meer en ‘efficiënter produceren’. Zeugen krijgen steeds meer biggen, ondanks de veel te hoge biggensterfte. Zijn het teveel biggen voor één zeug? Dan fokken we er toch extra spenen bij!
Biggen moeten bij eigen moeder drinken
Wij vragen al jaren aandacht voor het probleem van de veel te grote tomen, die zorgen voor een toename van sterfte onder biggen. In 2016 leidde onze biggensterfte-campagne ertoe dat toenmalig staatssecretaris Van Dam zich uitsprak: “Een zeug moeten minder biggen werpen.” En: “Het uitgangspunt is dat biggen bij hun eigen moeder kunnen drinken,” vond de staatssecretaris en hij maakte de varkenssector daar verantwoordelijkheid voor.
Meer biggen, meer spenen
Nu anderhalf jaar later gaat het fokken op grote tomen gewoon door. De fokkerij-organisaties zijn daar zelfs trots op lijkt het: “Het succes van grotere aantallen levend geboren biggen produceren,” noemt Topigs Norsvin het in een nieuwsbrief. Mogelijk hebben ze de oproep van Van Dam wel gehoord, want ook zegt de fokkerij-organisatie: “Dit betekent automatisch dat er meer aandacht besteed moet worden aan het grootbrengend vermogen van de zeug. Sinds enige tijd is geregeld dat de toename van het aantal geboren biggen één op één gekoppeld is aan de toename van het aantal spenen. Baanbrekend research door het Genetics en genomics research platform heeft onze researchers inzicht gegeven in de impact van genetica op het aantal spenen.”
Koude rillingen
Hiervan lopen ons de rillingen over de rug. Kort gezegd wil men niet stoppen met doorfokken op zeugen die steeds meer biggen produceren. En omdat de overheid nou eenmaal zegt dat een zeug haar eigen biggen groot moet brengen (op dit moment lukt dat in de varkenshouderij vaak bij lange na niet) fokken we maar steeds meer spenen op de zeug. En daar zijn we dan als fokkerij nog trots op ook, ondanks alle maatschappelijke onrust over het doorfokken van dieren.
‘Betere moeders’
De fokkerij-organisatie schrijft onder het kopje ‘Het fokken van betere moeders’ dat “zeugen van Topigs Norsvin beter zijn in het grootbrengen van grote worpen biggen dan die van de concurrentie.” We mogen dit dus lezen als een reclameboodschap. Nogal wrang dat het veranderen van een dier in een efficiënte productiemachine hier wordt geassocieerd met een “goede moeder.” Zeker als je weet dat deze zeugen hun moedereigenschappen nauwelijks kunnen uiten omdat ze geen nest kunnen maken en opgesloten worden in een kooi waardoor ze hun biggen niet kunnen bereiken.
De intensieve veehouderij lijkt het morele kompas volledig te zijn verloren. Het is een monster van Frankenstein geworden. Dit zie je ook aan de laatste zin van het nieuwsbericht van Topigs Norsvin: “In dit moderne genetische landschap lijkt het erop dat de enige beperking tot genetische verbetering de hoeveelheid gegevens is die we op het varken kunnen meten.”
Als je het ons vraagt zijn er nóg wel wat beperkingen te verzinnen. Die hebben te maken met compassie en ethische afwegingen.
Als veearts werkte ik 7 jaar lang tussen de varkens in de intensieve veehouderij. Ik werd daar dagelijks geconfronteerd met misstanden en schrijnend dierenleed. Toen ik inzag dat ik als veearts te weinig kon doen voor de varkens maakte ik de overstap naar Varkens in Nood. Nu ben ik directeur van dierenrechtenorganisaties Varkens in Nood en Dier&Recht en probeer ik als actievoerder het welzijn van miljoenen varkens in Nederland te verbeteren.